ingezonden bericht  
               
            Halleluja  
            Het werd al donker. Het sneeuwde met dikke vlokken. Een  felle oostenwind blies over de dijk en joeg de sneeuw op hopen tegen de huizen.  En daar gingen we.  
            We hadden die morgen nog hout gesprokkeld in het  Spanderswoud, omdat ons gas was afgesloten. En ook het licht deed het niet  meer. Al dagen kleumden we om het vuurtje in de haard, met een enkele kaars,  gedoken in jassen van de kringloop en een schamel maal van de voedselbank. 
             Maar vanavond was het dan eindelijk zo ver. En daar gingen  we dus. Samen met die honderden dorpsgenoten, de karavaan van de misdeelden,  een bonte stoet die zich voortsleepte door het barre winterweer naar Ankeveen,  waar de verlossing wachtte. Het liep tegen kerstmis en uit de huizen van de  rijken straalde een feestelijk licht op de dijk, op de strompelende stoet,  waarvan de eersten inmiddels het Stichts End hadden bereikt.  
            En daar stond ze  dan, we zagen haar reeds van verre, als  een engel die uit de hemel was neergedaald, en die haar kostbare avond geheel  in het teken zou zetten van de   minimumlijders van Wijdemeren. 
            Gekleed in een wijde gouden mantel, rode kokette laarsjes en  een zilveren hoed, van waaronder haar blonde lokken naar buiten waaierden trok  ze ieders aandacht, maar wij, o lieve hemel, we konden onze tranen nauwelijks  bedwingen, wij hadden meer aandacht voor die grote ton met bankbiljetten, die  naast haar stond opgesteld.  
            Daarin zat het geld, waarvoor wij de tocht hadden  ondernomen, die gift van vijftig euro, waardoor onze honger zou worden gestild,  ons armoedig bestaan een korte wijle vergeten kon worden en ook onze kerst een  feest zou worden om nooit te vergeten. Vijftig euro! Hoe lang hadden we die  niet bij elkaar gezien. En hoelang zouden we weer niet moeten wachten.  
            Maar,  alla, geen tijd voor sombere gedachten, nu was het feest, nu was het tijd om de  kou en de ellende even te vergeten. We dromden om haar samen. Wethouder Nelleke  straalde. 
             Met gulle hand deelde ze de euro’s uit en liet zich de  dankbetuigingen welgevallen. Uit de open deur van haar woning klonken  kerstliederen, dank zij haar vriend die de cd-speler bediende. Er was ook  chocolademelk en er waren koekjes van eigen deeg. Boven Ankeveen brak plotseling de  lucht en een bleke maan bescheen ons.  
            We zagen alleen maar lachende gezichten.  Luid zingend ondernamen we even later de terugtocht. Er begonnen klokken te  luiden. Het bleef nog een paar uur onrustig op de dijk.  
            Morgen zou de Meenthof  wat beleven! 
           Putter  |